Veel voorkomende problemen bij zelfobservatie
Denken dat je niets doet.
Zittend in een stoel televisie kijken is een activiteit. Naar bed gaan is een activiteit. Uit het raam staren is een activiteit. We doen nooit 'niets'. Sommige activiteiten zijn echter nuttiger voor ons dan andere. Om hier meer zicht op te krijgen, is het van belang precies te omschrijven wat je doet, in plaats van 'niets' te noteren.
Onderschatten van je prestaties.
Houdt bij het beoordelen van je eigen prestaties (bekwaamheid) rekening met het feit dat je je op dit moment depressief voelt en dat alles je meer moeite kost dan voorheen. Vergelijk jezelf niet met de tijd dat je niet depressief was of met mensen uit je omgeving. Als je depressief bent worden dingen die in de regel gemakkelijk zijn moeilijk. Zelfs het 's morgens uit bed komen of het smeren van een boterham kunnen grote prestaties zijn, gelet op hoe je je voelt. Pas op voor de gedachte 'Ik zou dit toch beter moeten kunnen' of 'Nou en? Iedere gek zou dit kunnen'.
Uitstellen van het invullen van de activiteitenlijst.
Het is belangrijk dat de lijst direct ingevuld wordt na het uitvoeren van een activiteit, ook de scores voor P en B. Als je wacht tot een later tijdstip dan kan het gebeuren dat je kijk op die activiteit gekleurd wordt door je depressieve stemming, waardoor de positieve dingen minder opvallen. Depressieve mensen merken negatieve gebeurtenissen snel op en herinneren zich deze later beter. Positieve gebeurtenissen lijken minder op te vallen. Het direct invullen van de activiteitenlijst voorkomt dit probleem. Ook kan iemand zo meer oog krijgen voor kleine plezierige momenten (P) of kleine prestaties (B) die anders misschien onopgemerkt zouden blijven.